|
[487] cruyt ghenaempt. Ende in die selve meyninghe hebben wy gheweest tot noch ter tijt/ dat in onse kennisse ghecomen es/ een ander sonderlinghe cruyt/ meerder gelijckenisse hebbende met die bescrijvinghe van Helleborus niger/ dan die andere twee/ alzoo dat onse meyninghe nu es/ dat dit cruyt nu laetst ghevonden dat oprecht Helleborus niger/ dat es swerte Nieswortel es. Ende want wy tselve cruyt niet en hebben kunnen in sijn plaetse ghestellen/ zoo hebben wy in deynde van desen Cruijdeboeck deel sijn fatsoen/ wesen ende naem willen verclaren.
Tfatsoen
Astrantia major - Zeeuws knoopje
|
Dit is de beschrijving van de oprecht swerte Nieswortel, Dodoens corrigeert hier
zichzelf wat betreft Cruijdeboeck deel 3, hoofdstuk 31. De swerte Nieswortel in hoofdstuk 31 is de Planta leonis = Nieskruid (Helleborus
niger), vaak aangeduid als Kerstroos.
Veratrum nigrum, Helleborus melas, Helleborus niger, Melampodium, Proetium,
Polyrhyzon, Melanorhyzon, swerte Nieswortel (oprechte swerte Helleborus)
- 1644 Vlaams: Niescruydt van Dioscorides (Swart)
- 1616 Latijn: Veratrum nigrum Dioscoridis
- 1554/1557: Ellebore noir, Helleborus niger, Luparia, Melampodium, Melanorhizon, Nieswortel (swerte), Nieswurtz (schwartz), Polyrhizon, Proetium, Veratrum nigrum
|
Ranunculus auricomus - Gulden boterbloem
|
Deze houtsnede behoort bij Cruijdeboeck deel 3, hoofdstuk 70
Ranunculus auricomus, Lupaerts clauwen
- 1644 Vlaams: Luypaertsklauwen [Hanenvoet [Tweede Wilden)]
- 1616 Latijn: Ranunculus silvestris secundus
- 1554/1557: Bassinet, Grenoillette, Grenoillette dorée, Hanenfusz, Hanenfusz (gelb), Hanenfusz (schwartz), Hanenfusz (Wisen-), Hanenvoet, Herba scelerata, Lupaertsclauwen, Pes cornicis, Pes corvi, Pes leopardi, Pied de corbeau, Pieds de coq, Ranunculus, Ranunculus auricomus
|
Dit cruyt heeft breede bladeren/ met vier oft vijf diepe sneden verdeylt/ den bladeren van Wijngaert/ oft van vijchboom/ ende als Dioscorides scrijft/ den bladeren van Platanus van fatsoene ghelijck/ maer minder/ rouwer ende bruynder. Die stelen sijn effen ende op dopperste van dien wassen die bloemen in cleyne croonkens/ veel by een ghedronghen/ ghelijck aen die Scabiose groeyende/ van coluer peersch. Naer dat die bloemkens vergaen zijn/ zoo volghet saet dat eenen terwen coren niet seer onghelijck en es. Die wortelen sijn vele langhe swerte drayen/ die altesamen uut een cleyn hoofdeken spruyten.
Naem
1 Dit cruyt es die oprechte swerte Helleborus/ oft swert Nieswortel/ ende daer om soo hooren hem toe alle die namen/ die int xxxi.cap.der swerter Nieswortele toeghescreven sijn. Te weten in Griecx Helleborus melas. In Latijn Veratrum nigrum ende Helleborus niger/ van sommighen Melampodium, Proetium, Polyrhyzon, ende Melanorhyzon.
2 Dat cruyt voor swerte Nieswortele int xxxi.cap. ghestelt/ wort gheheeten nu ter tijt Planta leonis. In Duytsch Heylichkerst cruyt. |
|
Natuere ende cracht
[488] 1 Aenghesien dat dit cruyt die oprechte Nieswortel es/ zoo hooren hem toe/ die natuere cracht ende werckinghe int xxxi.cap.verclaert.
2 Planta leonis/ oft Heylichkerst cruyt en es der selver van natueren niet seer onghelijck. Sy purgeert oock ende iaecht af duer den camerganck die swerte melancholieuse ende andere quade humueren seer sterckelijck. Ende es noch eens soo sterck van werckinghe als dat Viercruyt. Ende daerom machse wel voor een gheslachte van Helleborus niger ghehouden ende sonder dwalinghe ghebruyct worden daer vore/ ende moet oock ghebetert worden ghelijck die selve/ eerse mach inghegheven worden.
De houtsnede van de gulden boterbloem
Dese figuere behoort te staen int lxx.capittel Fol.ccccliii. dees derde deels wyens descriptie daer verclaert es daer die letteren C D by staen/ die welcke daer vergeten es. |