Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1554 Cruijdeboeck met transcriptie (overgeschreven)
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ

Voorwerk Nederlandse, Duitse, Franse, apothekers-, Latijnse en Griekse namen

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5 Cruyden, wortelen ende vruchten, diemen in die spijse ghebruyckt Planten Alfabetisch

Deel 6

Register van die cracht der Cruyden
 
Oude Nederlandse namen
* Project Dodoens
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«  Cruijdeboeck deel 5 capitel 36, bladzijde 640-642   Zie volgende pagina »

Van Peen ende Caroten.   Cap. xxxvi.

 

Daucus - Peen

1, 2  

Daucus carota 'Sativus' - Peen (cultuurvorm)

3  

Daucus carota subsp. carota - Wilde peen

Tgheslacht

Peen sijn dryerhande/ Geele/ Roode/ die beyde tam sijn ende ghesaeyet worden/ ende wilde die van selfs groeyen.

Tfatsoen

Daucus - Peen

Staphylinus, Pastinaca, Peen

   Noot: Nrs 1 en 2 zijn cultuurvormen van de wilde Peen. Dodoens onderscheidt twee vormen: een met een oranje penwortel (geel Peen), een met een rode wortel (roode Peen). De wilde Peen (nr. 3) wordt tweemaal behandeld in twee verschillende hoofdstukken, met dezelfde houtsnede (vergelijk Cruijdeboeck deel 2, hoofdstuk 83).

 

Daucus carota 'Sativus' - Peen (cultuurvorm)

Staphylinus luteus, Staphylinus sativus, Pastinaca sativa, (tamme) geel Peen (Poten, geel Wortelen)

1   Die geele Peen hebben doncker gruene seer ghesneden bladeren/ den bladeren van Kervel schier ghelijck/ maer onghelijck veel bruynder meerder ende cleynder ghesneden. Die stelen sijn ront/ van buyten wat hayrachtich van binnen hol/ ende daer op wassen groote croonen/ die voortbringhen witte bloemen/ ende daer naer rouw saet/ den sade van Anijs van fatsoene niet seer onghelijck. Die wortel es dick/ lanck/ van buyten ende van binnen geel/ ende wordt in die spijse ghebruyckt.

Daucus carota 'Sativus' - Peen (cultuurvorm)

Staphylinus niger, (tamme) roode Peen (Caroten)

  • 1644 Vlaams: Caroten, Peeen (Roode)
  • 1616 Latijn: Pastinaca tenuifolia sativa rubens [678]
  • 1554/1557: Caroten, Daucium, Daucum, Daucus, Daucus Pastinaca, Pastenade domestique, Pastenade rouge, Pastinaca sativa, Pastinacken (zam), Pastiney (rot), Pastiney (zam), Peen (roode), Pooten, Staphilinus niger, Staphilinus sativus

2   Die roode Peen diemen ghemeynlick Caroten nuempt sijn van ghesneden bladeren stelen/ bloemen ende sade den voorghescreven ghelijck. Die wortelen sijn oock lanck ende dick/ maer sijn van buyten ende van binnen bruyn root.

Daucus carota subsp. carota - Wilde peen

Foto Luc Regniers

Foto Luc Regniers

Foto Luc Regniers

Foto Luc Regniers

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

  • 1644 Vlaams: Croonkenscruydt, Pastinaken (Wilde), Voghelsnest
  • 1616 Latijn: Pastinaca silvestris tenuifolia [679]
  • 1554/1557: Babyron, Carota, Carotte sauvage, Croonkenscruyt, Dauci tertium genus, Daucium, Daucum, Daucus, Daucus creticus, Nid d'oyseau, Pastenade sauvage, Pastinaca rustica, Pastinaca sylvestris, Peen (wilde), Pesteney (wild), Pestnack (wild), Sicha, Staphilinus sylvestris, Vogelnest, Vogelsnest

3   Die wilde Peen diemen oock Vogelsnest heet/ sijn den tammen van bladeren stelen ende bloemen niet seer onghelijck/ maer die bladeren sijn wat rouwer ende min ghesneden oft verdeylt. Ende in dmiddel van den croonkens tusschen die witte bloemkens/ wast een oft twee purpure bloemkens/ dat saet es oock rouwer ende die wortel es minder ende herder.

 

Plaetse

[641]   1,2   Die tamme Peen worden in die moeshoven ghesaeyet.

3   Die wilde wassen aen die canten van den velden/ by den wegen ende op rouwe ongheboude plaetsen.

Tijt

Peen bloeyen in Braeckmaent ende Hoymaent/ ende in Ooghstmaent zoo wordt huer saet rijp.

Naem

Peen worden gheheeten in Griecx Staphylini. In Latijn Pastinacae.

1   Dat ierste geslacht wordt gheeten Staphylinus sativus/ ende Pastinaca sativa/ nu ter tijt Staphylinus luteus. In Hoochduytsch Zam pastiney/ Zam Pestinachen/ und Geel ruben. In Brabantsch Geel peen/ Pooten/ ende oock Geel wortelen. In Franchois Pastenade iaulne.

2   Dat ander gheslacht es oock een Staphylinus sativus/ ende wordt ghenaemt Staphylinus niger. In Hoochduytsch root Pastiney. In Neerduytsch Caroten. In Franchois Carotes.

3   Dat wildt gheslacht heet in Griecx Staphylinos agrios. In Latijn Pastinaca sylvestris. In die Apoteke Daucus/ als in tweede Cruijdeboeck deel voorseyt es/ van sommighen oock Cerascome, Pastinaca rustica, Carota, Babyron ende Sicha. In Hoochduytsch Wild pestnach oder Wild Pesteney/ und Vogelnest. In Neerduytsch Vogelsnest/ ende Croonkens cruyt. In Franchois Pastenade saulvage.

Natuere

Die wortelen van Peen sijn middelmatich werm ende drooghe. Tsaet van den selven ende sonderlinghe van den wilden es werm ende drooghe tot in den tweeden graedt.

Cracht ende werckinghe

A   Die wortelen van Peen ende Caroten in die spijse ghebruyckt gheven redelick goet voetsel/ ende aenghesien dat sy oock wat aromatijck sijn/ zoo verwermen sy oock die inwendighe leden/ alsmense te redelijcke maniere gebruyckt/ want alsmense te veel oft te

 

[642]   dicwils ghebruyckt/ zoo doen sy oock in tlichaem quaetachtich bloet groeyen.

B   Die wortelen van Peen ende sonderlinghe van den wilden in alle manieren inghenomen doen water lossen/ ende verwecken den lust tot byslapen. Ende daer om seyt Orpheus dat dese wortelen cracht hebben van liefde te makene.

C   Die selve wortel van den wilde Peen gepoedert ende met Meede oft huenich water inghenomen opent die verstoptheyt van der levere milte nieren ende lendene/ ende sijn mits dyen goet tseghen die geelsucht ende tseghen dat graveel.

D   Tsaet van den wilden Peen verweckt die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen ende es seer goet tseghen dat opstijghen van der moedere/ met wijn ghedroncken oft met een pessus van onder ghesedt.

E   Tselve saet lost oock die urine ende dat graveel/ ende es mits dyen seer goet den ghenen die qualicken water lossen/ die watersuchtich sijn/ pijne in sijde oft in den buyck oft in die lendenen hebben.

F   Tsaet van wilden Peen inghenomen/ wederstaet alle fenijn/ ende es goet tseghen die steken ende beten van alle fenijnnighe ghedierten.

G   Men scrijft oock desen sade toe dat die vrouwen daer af vruchtbaer worden/ als sy dat dickwils ghebruycken.

H   Die bladeren van Peen gruen ghestooten ende met huenich vermenght suyveren die onreyne voortsetende sweeringhen.

I   Tsaet van den Tammen es den wilden van crachten ghelijck/ maer in als niet zoo sterck. Maer die wortelen van den Tammen sijn beeter ende bequaemer om eten.

 

^Naar het begin van deze pagina