Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1554 Cruijdeboeck met transcriptie (overgeschreven)
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ

Voorwerk Nederlandse, Duitse, Franse, apothekers-, Latijnse en Griekse namen

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5

Deel 6 Van der boomen, haghen, ende alle houtachtighe gewassen, en van huerder vruchten, gummen ende sapen ondersceet, fatsoen, naem, natuere, cracht ende werkinghe Planten Alfabetisch

Register van die cracht der Cruyden
 
Oude Nederlandse namen
* Project Dodoens
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«  Cruijdeboeck deel 6 capitel 1, bladzijde 705-708   Zie volgende pagina »

Van Roosen.   Cap. i.

  Rosa - Roos
1  
Rosa damascena - Damascener roos
2  
Rosa gallica (rode variëteit) - Franse roos
3  
Rosa gallica  (roze variëteit) - Franse roos
4  
Rosa moschata - Muskusroos
5  
Rosa canina - Hondsroos
6  
Rosa rubiginosa - Egelantier

 

Tgheslacht

[705]   Roosen sijn veelderleye van gheslachte/ van den welcken die sommige tamme ende welrieckende Roosen sijn diemen in die hoven plant/ ende sommighe wilde Roosen aen die canten van den velden van selfs wassende. Van den tammen Roosen vindtmen sonderlinghe drye gheslachten die in tbeghinsel van den Zoomer bloeyen/ ende een dat spade in den Herfst bloeyet.

Tfatsoen

Rosa - Roos

Foto Martin Stevens

Rhodon, Rosa, Roosen

(Folia rosarum, "bladeren van Roosen";  Onyches toon Rhodoon, Ungues rosarum, "witte endekens van den bladeren"; Anthos tou rhodou, Flos rosae (apothekersnaam: Anthera), "geele hayrkens die in dmiddel van den Roosen wassen", "bloeme van den Roosen"; Calix, "knoppeken van den Roosen eer sy open gaen"; Cortices rosarum, "vijf bladerkens daer dat knoppeken ende beghinsel van den Roosen in besloten leyt", "scellen van den Roosen"; Cephalae toon rhodoon, Capita rosarum, "ronde knoppekens daer die bloemen op wassen ende daer dat saet in besloten leyt")

    Noot: Clusius onderscheidt in de Franse vertaling van het Cruijdeboeck (1557) negen soorten, een preciezere onderverdeling op basis van dezelfde namen. De tweede editie van het Cruijdeboeck (1563) beschrijft nog een tiende soort, evenals de latere drukken, tot en met de uitgave van het Cruydt-Boeck uit 1644:

1  

Rosa damascena - Damascener roos

Rosa Damascena, Rosa alba, (Plinius: Rosa Campna, Campana Rosa), witte Roose [Cruydt-Boeck, 1644: eerste tamme oft hof-Roose, Witte Roose]

  • 1644 Vlaams: Roose (Witte) = Eerste Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa alba
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Campana Rosa, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (witte), Rosa, Rosa alba, Rosa Damascena, Rose, Rose blanche, Rosen (weisz), Ungues rosarum
2  

Rosa gallica (rode variëteit) - Franse roos

Rosa purpurea, Rosa rubra, (Plinius: Rosae Trachiniae, Rosa Milesia), roode Roose [Cruydt-Boeck, 1644: vierde tamme oft hof- Roose, Roode Roose]

  • 1644 Vlaams: Roose (Roode) = Vierde Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa quarta
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (roode), Rosa, Rosa Milesia, Rosa purpurea, Rosa rubra, Rose, Rose rouge, Rosen (roter), Trachinias (Plinius), Ungues rosarum
3  

Rosa gallica (roze variëteit) - Franse roos

(Plinius: Alabandica Rosa, Rosae Alabandicae), Provensche Roose [Cruydt-Boeck, 1644: tweede tamme oft hof-Roose, Bleeckroode Roose, Provensche Roose]

  • 1644 Vlaams: Roose (Bleeckroode oft Provensche) = Tweede Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa proxima
  • 1554/1557: Alabandica Rosa, Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (Provinsche), Rosa, Rose, Rose de Province, Rosen (liebfarbige) (leibfarbige), Ungues rosarum

4  

Rosa centifolia - Provenceroos (Provence Groep)

(Plinius: Rosae Milesiae), Provinsche Roose [Cruydt-Boeck, 1644: derde tamme oft hof-Roose, Bruynroode Roose]

  • (?)
  • 1644 Vlaams: Roose (Bruynroode) = Derde Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa tertia
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (Provinsche), Rosa, Rosa Milesia, Rose, Rose de Provins, Rose rouge, Ungues rosarum

5  

Rosa majalis - Kaneelroos

(Plinius: Rosa Praenestina), caneel Rooskens [Cruydt-Boeck, 1644: tweede soorte van wilde Roosen, Caneel- Rooskens, Vroeghe Rooskens]

  • 1644 Vlaams: Rooskens (Caneel- oft Vroeghe) = Tweede soorte van Wilde Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa cinamomina
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Rooskens (Caneel-), Rosa, Rosa praenestina (Plinius), Rose, Rose sentant la Canelle, Ungues rosarum

6  

Rosa moschata - Muskusroos

Rosa sera, Rosa autumnalis, (Plinius: Rosa coroneola), musket Rooskens [Cruydt-Boeck, 1644: vijfde tamme oft hof-Roose, Muscus- oft Musket-Roose]

  • 1644 Vlaams: Roose (Muscus- oft Musket-) = Vijfde Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa quinta
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Rooskens (Musket-), Rosa, Rosa autumnalis, Rosa coroneola (Plinius), Rosa sera, Rose, Rose muscadelle, Rose musquée, Ungues rosarum

7  

Rosa canina - Hondsroos

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

Cynorhodon, Rosa canina, Rosa sylvestris, wilde Roose (bottel: Bedegar)
[Cruydt-Boeck, 1644: eerste soorte van wilde Roosen, Hondts-Roose]

  • 1644 Vlaams: Roose (Hondts-) = Eerste soorte van wilde Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa canina
  • 1554/1557: Anthera, Bedegar, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Heckrosen, Roose, Roose (wilde), Rosa, Rosa canina, Rosa sylvestris, Rose, Rose de chien, Rose sauvage, Rosen (wilder), Ungues rosarum

8  

Rosa pimpinellifolia - duinroosje

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

Cynosbaton, Canirubus, Rubus canis, (Plinius: Rosa spineola), duyn Rooskens [Cruydt-Boeck, 1644: vierde soorte van wilde Roosen, Duyn-Rooskens, Pimpinelle]

  • 1644 Vlaams: Rooskens (Duyn- oft Pimpinelle) = Vierde soorte van Wilden Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa dunensis
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Canirubus, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Rooskens (Duyn-), Rosa, Rosa spineola (Plinius), Rose, Rubus canis, Ungues rosarum
9  

Rosa rubiginosa - Egelantier

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

 

Lychnis, Rosa Graeca, Englentier (= Eglantier)
[Cruydt-Boeck, 1644: vijfde soorte van wilde Roosen, Aglantier, Eglantier]

  • 1644 Vlaams: Aglantier, Eglantier = Vijfde soorte van Wilden Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa foliis odoratis
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Englentier (Eglantier), Flos rosae, Folia rosarum, Lychnis (Plinius), Roose, Rosa, Rosa graeca, Rose, Ungues rosarum
10  

Rosa lutea - gele roos

Rosa lutea, derde soorte van wilde Roosen, Geele Roose

  • 1644 Vlaams: Roose (Geele) = Derde soorte van Wilde Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa lutea

 

Rosa damascena - Damascener roos

Rosa Damascena, Rosa alba, (bij Plinius: Alabandica Rosa), witte Roose(n)

  • 1644 Vlaams: Roose (Witte) = Eerste Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa alba
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Campana Rosa, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (witte), Rosa, Rosa alba, Rosa Damascena, Rose, Rose blanche, Rosen (weisz), Ungues rosarum

1   Dierste gheslacht van tammen Roosen dat sijn die witte Roosen/ die hebben langhe houtachtighe roeden ende tacken x/ xii/ oft xx/ voeten/ somtijts oock hoogher/ als sy wel gheleyt worden/ wassende/ die tot veel plaetsen met vele scerpe hakende doornen beset sijn. Die bladeren sijn lanck van vijf oft seven tseghen een wassende bladeren vergaert/ van den welcken elck besondere/ rontsomme ghelijck een saghe ghekerft ende rouw es. Tusschen die bladeren

[706]   op corte steelkens comen die knoppekens voort/ met vijf bladerkens beset/ daer af die twee over beyde sijden ghebaert sijn/ die twee niet ghebaert/ ende dat vijfste maer op een sijde ghebaert. Als die knoppekens open ghegaen sijn/ zoo vertoonen huer die schoone welrieckende lieflijcke Roosen/ van verwen wit/ in dmiddel veel geel hayrkens hebbende. Als die bloemen gheresen sijn/ zoo wassen daer rondachtighe knoppekens/ die als sy rijpen root worden/ ende daer in leyt hert saet/ tusschen wollachtich hayrkens besloten. Die wortelen van den Rooselaers sijn houtachtich met vele tacken ghelijck die wortelen van cleyne boomkens.

Rosa gallica (rode variëteit) - Franse roos

Rosa purpurea, Rosa rubra, (bij Plinius: Campanae, Campana Rosa, Milesiae, Spineolae, Rosa spineola), roode Roose(n)

  • 1644 Vlaams: Roose (Roode) = Vierde Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa quarta
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (roode), Rosa, Rosa Milesia, Rosa purpurea, Rosa rubra, Rose, Rose rouge, Rosen (roter), Trachinias (Plinius), Ungues rosarum

2   Dat tweede gheslacht van tammen roosen/ dat sijn die roode roosen/ ende dese sijn van bladeren/ rancken/ ende tacxkens/ den witten roosen ghelijck/ maer sy en wassen nemmermeer zoo hoogh/ ende die rancken en worden oock zoo dick niet. Die bloemen sijn root/ welrieckende den witten van fatsoene ghelijck.

Rosa gallica (roze variëteit) - Franse roos

(bij Plinius: Prenestinae Rosae, Prenestina Rosa), Provinsche Roosen, bleeckroode Roose(n)

  • 1644 Vlaams: Roose (Bleeckroode oft Provensche) = Tweede Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa proxima
  • 1554/1557: Alabandica Rosa, Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Roose (Provinsche), Rosa, Rose, Rose de Province, Rosen (liebfarbige) (leibfarbige), Ungues rosarumex

3   Tderde gheslacht van Roosen dat sijn die ghene diemen provinsche Roosen nuempt/ dese sijn den rooden van rancken ghelijck/ maer wassen hoogher/ maer niet zoo hoogh als die witte/ alzoo dat sy een middel gheslacht scijnen tusschen die roode ende witte roosen/ dat oock die bloemen uutwijsen/ want die en sijn niet root/ noch oock niet wit/ maer hebben een middel verwe tusschen dat root ende wit bleeck root/ ende schier incarnaet van verwen wesende/ ende anders zoo sijnse den anderen Roosen ghelijck.

Rosa moschata - Muskusroos

Rosa autumnalis, Rosa sera, (bij Plinius: Rosa coroneola), musket Rooskens

  • 1644 Vlaams: Roose (Muscus- oft Musket-) = Vijfde Tamme oft Hof-Roose
  • 1616 Latijn: Rosa quinta
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Roose, Rooskens (Musket-), Rosa, Rosa autumnalis, Rosa coroneola (Plinius), Rosa sera, Rose, Rose muscadelle, Rose musquée, Ungues rosarum

4   Tvierde gheslacht van Roosen dat in den Herfst bloeyet/ es van rancxkens dunder/ van bladeren ende bloemen veel minder dan die andere Roosen/ maer wast schier zoo hoogh als die provinsche Roosen. Die bloemen van desen gheslachte sijn cleyn ende enkel van verwen wit/ van ruecke oock lieflijck/ van fatsoene den wilden Roosen niet seer onghelijck.

Rosa canina - Hondsroos

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

Cynorhodon, Rosa canina, Rosa sylvestris, wilde Roose(n) (Bedegar: bottel)

  • 1644 Vlaams: Roose (Hondts-) = Eerste soorte van wilde Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa canina
  • 1554/1557: Anthera, Bedegar, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Flos rosae, Folia rosarum, Heckrosen, Roose, Roose (wilde), Rosa, Rosa canina, Rosa sylvestris, Rose, Rose de chien, Rose sauvage, Rosen (wilder), Ungues rosarum

5   Die wilde Roosen sijn van rouwen stekende bladeren/ tacken/ ende rancken met dorenen beset/ den tammen Roosen ghelijck/ nochtans van rancken dunder/ ende van bladeren veel mindere. Die bloemen sijn oock enkel/ van coluere wit/ oft naer dat incarnaet treckende/ ende en hebben gheenen sonderlinghen rueck. Ende als die bloemen gheresen sijn/ zoo comen daer ronde knoppekens/ ghelijck aen die tamme roosen ende daer in leyt dat saet oock in wollachtighe hayrkens besloten. Op desen wilden Roselaer wast dicwils een ront ghehayrt ghewas/ dat van coluere uut den gruenen roodachtich es/ ende dit wordt daer op ghevonden ontrent die Braeckmaent.

Rosa rubiginosa - Egelantier

Zie alle foto's van Bioweb Plantengids

Lychius [= Lychnis!], Rosa Graeca, Eglantier

  • 1644 Vlaams: Aglantier, Eglantier = Vijfde soorte van Wilden Roosen
  • 1616 Latijn: Rosa foliis odoratis
  • 1554/1557: Anthera, Calix rosarum, Capita rosarum, Cortices rosarum, Englentier (Eglantier), Flos rosae, Folia rosarum, Lychnis (Plinius), Roose, Rosa, Rosa graeca, Rose, Ungues rosarum

6   By den gheslachten van den Roosen mach oock wel ghestelt worden die welrieckende Eglantier/ die van rancken ende rouwen tacken met dorenen beset/ den wilden Rooselaer ghelijck es. Sijn bladeren sijn oock den selven niet seer onghelijck/ maer gruender/ ende van ruecke seer liefelijck. Die bloemen sijn enkel/ minder dan die wilde roosen/ ende daer naer wassen oock knoppekens ghelijck aen die andere Roosen/ daer dat saet in leyt.

Plaetse

Die tamme Roosen ende die Eglantier/ worden in die hoven gheplant. Die wilde roosen wassen tot veel plaetsen van Brabant ende oock in andere landen/ aen die canten van den velden/ by den grachten/ ende op andere ongheboude plaetsen/ tusschen die dorenen ende breemen.

Tijt

Die drye ierste gheslachten van tammen Roosen/ bloeyen meest in Braeckmaent/ dijsghelijcx oock die wilde Roosen ende die Eglantier. Maer die spade rooskens bloeyen in Herfstmaent/ ende daer ontrent.

Naem

Die Roose wordt gheheeten in Griecx Rhodon, In Latijn Rosa. In Hoochduytsch Rose. In Franchois Roses. Die bladeren van die bloemen worden gheheeten in Latijn

 

[707]   Folia rosarum/ dat es bladeren van Roosen.

Die witte endekens van den selven bladeren/ daer mede dat sy aen die knoppen vast houwen/ ende diemen af snijdt alsmen van den Roosen conserve oft syrope maeckt/ heeten in Latijn Ungues rosarum/ ende in Griecx Onyches ton Rhodon.

Die geele hayrkens die in dmiddel van den Roosen wassen/ heeten in Griecx Anthos tou Rhodou, In Latijn Flos Rosae/ In die Apoteke en van den Arabeuschen Meesters Anthera, dat es die bloeme van den Roosen.

Dat knoppeken van den Roosen eer sy open gaen/ wordt ghenaemt Calix.

Die vijf bladerkens daer dat knoppeken ende beghinsel van den Roosen in besloten leyt/ heeten Cortices Rosarum/ dat es scellen van den Roosen.

Die ronde knoppekens daer die bloemen op wassen ende daer dat saet in besloten leyt sijn ghenaemt in Griecx Cephalae, ton Rhodon, In Latijn Capita Rosarum.

1   Dat ierste gheslacht van tammen Roosen/ wordt ghenaemt in Italien Rosa damascena, Hier te lande Rosa alba/ In Hoochduytsch Weisz Rosen/ In Neerduytsch Witte Roosen/ In Franchois Blance Roses. Ende dit gheslacht schijnt te wesene dat Plinius in Latijn Alabandican Rosam nuempt.

2   Tweede gheslacht van Roosen es ghenaemt Rosa purpurea/ ende Rosa rubra/ In Hoochduytsch Roter Rosen/ In Neerduytsch Roode Roosen. Ende onder dit gheslacht worden begrepen die Plinius Campanas, Milesias, en Spineolas naempt/ onder die welcke Milesiae Rosae die alder bruynste Roode Roosen sijn.

3   Tderde gheslacht wordt gheheeten hier te landen Provinsche Roosen/ In Hoochduytsch Liebfarbighe Rosen/ ende dese sijn by aventueren die van Plinius Prenestinae Rosae gheheeten sijn.

4   Tvierde gheslacht wordt gheheeten van Plinius Rosa coroneola/ nu ter tijt Rosa autumnalis en Sera rosa.

5   Tvijfste gheslacht es ghenaempt in Griecx Cynorhodon, In Latijn Rosa canina, en Rosa sylvestris, In Hoochduytsch Wilder Rosen en Heydrosen/ In Neerduytsch Wilde Roosen/ In Franchois Roses saulvages. Dat ront hayrich ghewas dat aen desen wilden Roselaer dicwils wast/ wordt in sommighe Apoteken Bedegar ghenaempt/ maer niet sonder dwalinghe/ want Bedegar es die distele diemen ghemeynlick Carlina heet.

6   Tseste gheslacht van Plinius in Griecx Lychius/ In Latijn Rosa graeca/ In Neerduytsch ende diesghelijcx oock in Franchois Eglantier.

Oirsake sijns naems ende die Historie

Die Roose wordt in Griecx Rhodon gheheeten/ om dat sy eenen goeden seer liefelijcken rueck overvloedich uutghevende es/ als Plinius scrijft.

Van den Roosen wordt oock ghescreven dat sy ierstmael niet dan wit gheweest en hebben/ ende dat sy root gheworden sijn van den bloede van die goddinne Venus/ dat in deser naervolghende manieren gheschiet es.

Venus hadde lief eenen Jonghelinck Adonis/ ende Mars hadde sijn liefde aen Venus gheleyt/ ende siende dat Venus meer liefde droech aen Adonis/ zoo heeft hy Adonis ghedoot/ hopende dat Venus alzoo Adonidem vergheten soude/ ende huer liefde tot hem wenden. Dit wetende Venus es met grooter haesten gheloopen om Adonis te helpen/ alzoo dat sy onversienlick ghevallen es in eenen Rosalaer/ daer sy huer voeten in ghequetst heeft/ die seer sijn wordende bloeyende/ alzoo dat die Roosen heel root van den bloede sijn gheworden/ welck coluer sy noch ter ghedenckenisse van Venus behouwende sijn. Ander scrijven/ dat Venus wetende/ in den Rooselaer ghespronghen es/ van gramschap/ om dat Mars huer lief Adonis avonturen die van Plinius Prenestinae Rosae ghedoot hadde.

 

[708]   Sommighe segghen dat die Roosen root sijn gheworden van den hemelschen dranck Nectar/ die daer ghestort is van Cupido/ doen hy aen der goden tafel spelende/ den croes daer dat Nectar in was met sijnen vlueghelen om gheworpen heeft. Ende daer om seyt Philostratus/ dat die Roose die bloeme van Cupido es.

Natuere

Die bladeren van den Roosen dat es van die bloeme/ sijn van natueren werm ende een weynich vochtich/ nochtans eensdeels tsamen treckende. Die bloeme/ dat es dat geel dat in dmiddel van die Roosen wast/ es drooghe ende merckelijck tsamen treckende/ van dyerghelijcke natuere sijn oock die bottekens/ knoppekens dat es die vruchten/ ende dat ront hayrachtich ghewas dat op den wilden Rooselaer groeyet.

Cracht ende werckinghe

A   Tsap van den Roosen sonderlinghe van den alder rootsten/ oft het water daer sy in gheweyckt oft ghesoden sijn/ es een van den ghebenedijden medecijnen/ die camerganc maken ende sonder sorghe mach inghenomen worden. Dit sap oft water iaecht af met den camerganck die geele cholerijcke vochticheyt/ ende opent die verstoptheyt van der levere/ die selve sterckende ende suyverende/ ende es mits dyen goet in alle heete cortsen ende in die gheelsucht ghebruyckt.

B   Dat selve sap es oock goet ghebruyckt tseghen die cloppinghe ende bevinge van der herten/ want het doet alle quade vochticheden/ die in die aderen sijn ende aen therte/ sceyden ende afgaen.

C   Tselve sap es oock goet ghestreken op die heete ende verhitte ooghen/ ende op alle heete ghebreken/ sonderlinghe op dat wildt vier.

D   Item die Roosen cleyn ghestooten sijn goet gheleyt op die verhittingen van der borsten/ knaghinge ende verhitheyt van der magen/ ende diesghelijcks ooc op dat wildt vier.

E   Die wijn daer drooghe Roosen in ghesoden zijn es goet tot die pijnen van den hoofde/ ooghen/ ooren/ tantvleesch/ blase/ ersderm/ ende van den vrouwelijcken leden daer aen ghestreken.

F   Dat geel dat in die Roosen wast dat die bloeme van die Roosen gheheeten wordt/ stelpt die vloet van den vrouwen/ sonderlinghe die witte ende alle bloetganck.

G   Die vruchten inghenomen stoppen den loop des buycx ende diesghelijcx oock alle bloetganck.

H   Die wilde Roosen seyt Plinius met beeren smout vermenght ghenesen dat uutvallen des hayrs van den hoofde daer op ghestreken.

E   Dat hayrachtich ghewas van den wilden Rooselaer es goet ghebruyct tsegen den steen ende droppelpisse/ want het doet den steen ende dat graveel rijsen/ ende dat water lossen.

 

^Naar het begin van deze pagina