Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1644 Cruydt-Boeck
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ
Voorwerk
Deel 1 Boek
1 Van de gheslachten ende de krachten der Ghewassen
2 in 't Latijn met A. B. C. D. ende E. beghinnend Planten Alfabetisch
3 in 't Latijn met F. G. H. I. K. ende L. beghinnend Planten Alfabetisch
4 in 't Latijn met M. N. O. P. ende Q. beghinnend Planten Alfabetisch
5 in 't Latijn met R. S. T.  ende V. beghinnend Planten Alfabetisch

Deel 2 Boek 6 | 7 | 8 | 9 | 10

Deel 3 Boek 11 | 12 | 13 | 14 | 15

Deel 4 Boek 16 | 17 | 18 | 19 | 20

Deel 5 Boek 21 | 22 | 23 | 24 | 25

Deel 6 Boek 26 | 27 | 28 | 29 | 30

Indiaensche oft Uytlandtsche Boomen, Heesteren ende Cruyden

Nawerk Neder-Duytsche Naemen der Cruyden

   
Middelnederlandse termen
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«  Cruydt-Boeck 1644 Deel 1 boek 1 capitel 3, bladzijde 7-8  Zie volgende pagina »

Van de krachten oft maght der Ghewassen

HET III. CAPITEL.

De krachten oft maght der Ghewassen (van de Latijnsche Medicijns Facultates ghenoemt) daer wy nu af voor-ghenomen hebben te schrijven / en zijn niet die inwendige krachten / waer door sy leven / groeyen en bloeyen / ende inde lenghde / dichte en breedde wassen ende groot worden / ende haer bloemen / vruchten ende saet voordtbrengen; maer alleen de gene / met de welcke sy betoonen wat sy in 't menschelijck lichaem doen oft wercken konnen.

Doch dese krachten zijn tweederhande. Want sommige van die veranderen oft verkeeren des menschen lichaem oft eenighe leden oft deelen des selfs; sommighe gheven voedsel / ende dienen meest om te voeden ende de substantie oft de stoffe des lichaems te vermeerderen. Alle het gewas dat dierghelijcke krachten heeft / oft in sijn gheheel / oft in eenighe van sijne deelen / is voedsel / ende dat wordt daerom Alimentum in 't Latijn gheheeten. Maer die het lichaem verkeeren (datmen altereren nae den Latijne seydt) oft 't selve eenighsins overwinnen / worden Medicamenta gheheeten / dat is Medicijn-droghen.

Van dese krachten zijnder sommighe die hare werckinghe metter daet ende merckelijck betoonen; het welckmen actu in 't Latijn / energeiâ 'energeiai' in 't Griecks noemt : sommighe zijn alleen door moghelijckheyt oft maght / in 't Latijn potentiâ, in 't Griecks dynamei 'dunamei'.
Al dat metter daet is ende werckt / dat is als nu sulcks ende aldusdanigh als het ghenoemt wordt; noch en heeft geenen tijt van doen om diergelijck te worden : ghelijck het Water is metter daet voght ende nat / ende het Vier metter daet warm oft heet.

'T gene inde mogelijckheyt is / hoe wel het sulcks noch niet en is / nochtans magh het sulcks worden.
Al dat volmaeckt is (nae het segghen van Galenus) is metter daet; ende al dat onvolmaeckt is / dat is inde maght ende noch toekomende / ende by nae bequaem om sulcks te worden als het ghenoemt worde / maer en is nochtans op deser stont sulcks niet : ghelijckmen eenen mensch die eerst oft nieuwelijcks ter wereldt ghekomen is / Redelijcken noemt; ende een hondeken dat noch niet en siet / nochtans eenen Jacht-hondt heet.

 

[8]   Maer van de dinghen die in maght zijn / worden de sommighe eyghentlijck sulcks ghenoemt / iae seer eygentlijck / ende sommighe min eyghentlijck.

Meest eyghentlijck worden sommighe dinghen gheseydt in de maght te wesen : de welcke sulcks van haren aerdt zijn / dat sy door haer eyghen selfs toedoen tot volmaeckthedt komen sullen / indien haer niet van buyten in den weghe oft tot beletsel en zy. Soo seydtmen (als boven) dat een nieugheboren mensch Redelijck is / ende een nieugheworpen hondeken / eenen Jacht-hondt; daer nochtans een ionck kindt noch niet oudt ghenoegh en is om reden te ghebruycken / maer magh sulcks metter tijdt eens worden / indien het tot bequaemen ouderdom magh komen : noch oock dat hondeken / dat soo onlancks gheworpen is / ende noch blindt is / gheensins bequaem en is om te iaghen / hoe wel het sulcks worden kan / indien het sijnen volkomen wasdom magh krijghen.

Min eyghentlijck in maght / is al het ghene dat bequaemer stoffe oft materie is / om dat selve oft sulcks te worden / als het metter maght te wesen gehouden wordt. Van dese materie oft stoffe zijnder sommighe die heel nae by komen om te worden 't ghene datse machtigh zijn te worden; de welcke van Galenus Prosecheis 'Prosecheis' / dat is in 't Latijn Continentes, Continuae, oft aenhoudende ghenoemt zijn : alsoo is den roockachtighen domp die heel nae by de vlamme is / metter maght vlamme; ende het bloedt dat in de lichamen der dieren is / is metter maght vleesch / om dat 't geen groote veranderinghe en behoeft om vleesch te worden. Maer de spijse die in de mage al verdoudt ende ghereedt leydt / is wel stoffe oft materie van het vleesch / maer niet nae-by komende oft continua; door dien dat de selve spijse om sulcks te worden / eerst bloedt behoorde te wesen. Noch verder daer van (dat is / min eyghentlijck in maght) is den onverdouden kost / als Deeg / Broot / Terwe / Gerst / ende dierghelijcke dingen; de welcke / om vleesch te worden / noch meer verscheyden veranderinghen van noode hebben. Niet te min / alle dese dinghen worden van Galenus metter maght vleesch ghenoemt / als moghelijck ende bequaem wesende / om naer sommighe veranderingen / metter daet sulcks te worden. Ende dit gaet alleen de voedselen aen.

Aengaende de dinghen die niet en voeden / maer alleen tot het ghenesen dienen / ende Medicijn-droghen ghenoemt worden / sy sullen oock door de selve redene / min noch meer dan de voedselen / sulcks metter maght oft inde mogelijckheyt wesen. Want sy en komen niet door haer eygen porren oft toedoen totter daet oft ad actum (daer wy te voren af vermaent hebben) maer sy moeten een eyghene veranderinghe noodtsakelijck hebben; nochtans soo groote niet als daer van noode is in de dingen die toekomende voedselen zijn; aenghesien dat de Medicijn-droghen niet soo seer en veranderen / dat sy heel tot voedsel ghebroght worden; dan sy worden alleen met eenighe veranderinge totter daet gheledt / ende worden sulcks als men seyde dat sy zijn; te weten 't ghene dat heet genoemt wirde / verwarmt; ende datmen koudt noemde / verkoelt / het brandende verbluystert oft maeckt blaren / het verdoovende beneemt het ghevoelen; ende soo voordts / alle dierghelijcke dingen worden tot sulcken eynde gebroght / alsmen begheerdt; als oock alle andere saken die van het menschelijck lichaem / ende van des selves inwendighe warmte ghedaen worden.

Want de lichaemen der dieren en worden gheensins van de drancken oft drogen beweeght en verandert / 't en zy dat de selve drancken eerst door de lichaemen verandert zijn. Dat de drogen sulcks metter daet zijn als sy zijn / dat ontfanghen sy al van ons : ghelijck het droogh Riet van sy selven niet en heeft dattet onsteken wordt / maer van het vier : 't welck maeckt dat het Riet metter daet sulcks zy als het eerst metter maght is gheweest. Ende soo en konnen de droghen oft drancken ons gheensins verwarmen noch verkoelen / voor dat sy metter daet warm oft koudt zijn : ghelijckerwijs het vier niet vermeerdert en wordt voor dat het houdt oft riet van het vier verandert en is. Alsoo en is 't oock niet te verwonderen / dat alle dingen die verwarmen / eerst van ons lichaem verwarmt begheren te wesen.

Dit kanmen met eene bewijsinghe meer verklaren : Want datmen op een verkoudt lichaem eenighe droghe die heet van maghten is / heel neerstelijck ghestooten ende kleyn ghemaeckt zijnde / overspreyde; nochtans en soude die droghe dat lichaem in gheender voeghen verwarmen; aengesien dat het opleggen oft overspreyden niet ghenoegh en werckt. Daerom seydt Galenus / datmen de verkoude leden met dierghelijcke droghen moet wel doorwrijven / waer door wy eensdeels de hitte al wrijvende verwercken / ende eensdeels al dat door de koude dick ende hardt gheworden was / openen ende dun maken / op dat de droghe (oft de kracht van dien) binnenwaerts kome / ende met de hitte van het lichaem ghevoeght de leden verandere ende verwarme.

Maer / op dat de droghen totter daet ghebroght moghen worden / ende recht in 't werck ghestelt / soo moetmen die in kleyne ende fijne stofkens brenghen / die eerst stampende oft andersins brekende / om alsoo de drancken bequaemer te maken ende krachtigher in het wercken. Dit maghmen lichtelijck bemercken aen de drooghe houten / die teer en dun zijnde veel lichtelijcker door 't vier onsteken worden / dan oft sy dick ende hardt waren. Daerom oock die door den smaeck willen oordeelen van de krachten van eenigh dingh / maken dat eersten kleyn / eer sy dat proeven : oft knauwen ende breken dat met hunne tanden / om daer beter oordeel af te moghen gheven.

 

^Naar het begin van deze pagina