Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1644 Cruydt-Boeck
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ
Voorwerk
Deel 1 Boek
1 Van de gheslachten ende de krachten der Ghewassen
2 in 't Latijn met A. B. C. D. ende E. beghinnend Planten Alfabetisch
3 in 't Latijn met F. G. H. I. K. ende L. beghinnend Planten Alfabetisch
4 in 't Latijn met M. N. O. P. ende Q. beghinnend Planten Alfabetisch
5 in 't Latijn met R. S. T.  ende V. beghinnend Planten Alfabetisch

Deel 2 Boek 6 | 7 | 8 | 9 | 10

Deel 3 Boek 11 | 12 | 13 | 14 | 15

Deel 4 Boek 16 | 17 | 18 | 19 | 20

Deel 5 Boek 21 | 22 | 23 | 24 | 25

Deel 6 Boek 26 | 27 | 28 | 29 | 30

Indiaensche oft Uytlandtsche Boomen, Heesteren ende Cruyden

Nawerk Neder-Duytsche Naemen der Cruyden

   
Middelnederlandse termen
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«   Cruydt-Boeck 1644 Deel 1 boek 1 capitel 6, bladzijde 9-12  Zie volgende pagina »

Van de Tweede krachten

HET VI. CAPITEL.

De Tweede krachten volghen d'Eerste / sonder eenigh tusschen komen van iet anders. Onder dese worden begrepen alle de krachten van vermorwen oft verharden / van ijdel ende los / oft dick ende vast te maken / van openen oft stoppen / van nae trecken oft terugh drijven / van afvaghen / suyveren / teer oft dun maken / van besetten / verstoppen / grof maken / ende ten laetsten van de fijne te versoeten oft te verwecken. Alle de welcke wy in 't kort beschrijven sullen / om eene alsoo noodighe sake eenen ieghelijcken klaerder te kennen te gheven.

Versachtende

Sachtmakende (in 't Latijn Emollientia, in 't Griecks Malactica 'Malaktika' ghenoemt) zijn en worden gheheeten dinghen die harde gheswillen / ende verhardt oft versteent vleesch (Scirrhos gheheeten) morwe ende sacht maken.

Dese en zijn niet heel verscheyden van de dinghen die het etter verwecken : want sy hebben alle beyde eene eenvoudighe ende ghelijckmatighe hitte / ende oock een drooghte die met de hitte over een komt; nochtans beyde in verscheyden manieren.

Etter-makende

De etter verweckende dinghen worden Diapyïtica 'Diapuïtika', oft oock Ecpyïtica 'Ekpuïtika' van de Griecken ghenoemt / ende sy brenghen hitte oft warmte voorts; den welcke de lichaeme heel ghelijck is ende bequaem / sonder daer eenige vochtigheyt by te doen oft af te nemen.

Dan de versachtende dinghen onsteken oft verwecken in het lichaem eene hitte; de welcke een weynigh grooter is dan den eygen aerdt des lichaems pleegh te hebben / ende boven dien voegen daer oock wat vochtigheydts by : daerom wercken sy ghemeenlijck meer door menighte / dan door ghewelt oft qualiteyt van hitte : hoe wel sy / wanneer daer herde dinghen te vermorwen zijn / 't selve met haer qualiteyt meer dan door de menighte van hitte volbrenghen. Daerom al het ghene dat eyghentlijck etter maeckt / is oock plackachtigh / oft aenklevende / ende toestromende; het welckmen in 't Latijn Emplasticum noemt : want is 't datmen de substantie oft menighte van de d'ingheboren hitte moet vermeerderen / ende niet de qualiteyt oft ghedaente verstercken / soo moet men de sweet-gaetkens in 't lichaem toesluyten ende verstoppen / de welcke Pori in 't Latijn genoemt worden.

Daer zijn oock noch andere Sachtmakende dingen / die vochtigheyt mede brenghen : want alle vochtige ende natte dingen zijn sacht ende morwe / indien sy met een matighe hitte vocht blijven. Daerom is het bloedt sacht / om dat het van sijn eyghen ghesteltenisse oft consistentie vocht is. Voorts de vochtmakinge / ende daer van de sachtmakinghe / is tweederhande : want sy gheschiedt oft inwendighlijck / 't gheheel deel oft lidt door / ghelijck het inde voedinghe des lichaems gheschiet / ghemerckt dat de voedinghe een eygene ende oprechte vochtmakinge is : oft sy gheschiet uytwendighlijck / ende niet over al / maer alleen in de ijdele pletsen ende holen : en dierghelijcke vochtmakinghe komt door de stovinghe van warm water / oft door 't ghebruyck van de badtstoven / en dierghelijcke dinghen.

Verhardende

De hardtmakende dinghen (in 't Latijn Indurantia, in 't Griecks Scleryntica 'Sklèruntika') zijn eyghentlijck die sonder eenige onmatige hitte oft koude droogen. Want soo wel koude oft koelte / als oock hitte die al te groot is / maeckt hardt : en het Ruet oft Smeer / en andere dierghelijcke dinghen / worden door de koude verhardt ende verstijft : het slijck wordt door de kracht van eenighe vierighe hitte in steen verandert. Dan dese dingen gheschieden noch door eenighe andere maniere / dan door drooginge

 

alleen. Door drooghinghe alleene worden die dingen harder ghemaeckt / die te voren door eenighe vremde oft van buyten komende vochtigheyt morwe ende sacht geworden waren / als het weecker oft vochter vleesch in de seerigheden oft sweeringhen : om het welck harder ende vaster te maken / drooghende dinghen van noode zijn / die oock gheene bijtende / uyt-etende / oft eenige dierghelijcke geweldighe kracht en hebben : ghemerckt dat al 't gene dat droogh is / met eenen oock hardt is. Dan het drooge maeckt droogh ende hardt in tweederhander voeghen : eens-deels door 't veranderen oft het altereren van de gestaltenisse der deelen oft leden / 't welck de oprechte wijse is om iet te verharden; ten anderen / door verminderinghe oft verteeringhe der vochtigheydt / de welcke in de holen ende sweet-gaten gheleghen ende besloten was.

Noch isser oock eene maniere van hardigheyt / de welcke gheschiet door vevullinge oft volligheyt : ghelijck het gheschiet als eenen leeren sack te seer vervult zijnde / ghespannen ende gheswollen is : dan dese soorte van hardigheydt wordt van Galenus tegen-dringende oft wederspannigh / in 't Griecks Antitypon 'Antitupon' ghenoemt / noch en wordt van hem niet eygentlijck voor hardigheyt gehouden. Onder de hardt-maeckende dingen rekent den selven Galenus (in 't vijfde boeck van de Krachten der simpelen) de dinghen die hy naderhandt Dickmakende oft Pycnotica noemt.

Hardt

Men noemt gemeenlijck alle die dingen Hardt / de welcke ons middelmatighlijck ghestelt vleesch doen wijcken ende neder douwen.

Sacht

Sacht wordt ghenoemt al 't ghene dat ons vleesch oft huydt wijckt ende toe-gheeft : wel verstaende / indien dat een dingh op sy selven is / en niet van vele verscheyden ghemaeckt. Want daer zijn sommighe dingen / de welcke uyt vele verscheyden dingen gemaeckt oft versamelt zijn / die malkanderen raken als eenen hoop Korens; oft die aen malkanderen haecken oft vast zijn; oft aen malkanderen ghebonden en ghewonden zijn / als Wol / Hayr / en dierghelijcke : de welcke soo t'samen zijnde wel wijcken en toe-gheven konnen / nochtans en zijn gheenssins voor sacht oft weeck te houden.

Locht-makende

Alle dinghen de welcke van dien aerdt zijn / dat sy de sweet-gaetkens van de huydt wijder / ende de substantie oft stoffe van de leden fijnder / dunder oft lochter en subtijlder maken konnen / worden in 't Latijn Resolventia, in 't Griecks Diaphoretica 'Diaforètika' ende meest Araeotica 'Araiootika' genoemt. Desen zijn van haer selven matelijck heet / ende dun van deelen / ende verdroogen een kleyn weynighsken : als is Camille / en witte Maluwe. De seer heete dinghen en hebben dese kracht niet : want sy en maken niet locht oft voos ende subtijl / maer verbranden veel eer / ende door de verbrandinghe soo maeken sy dick ende droogh. Daerenteghen de middelmatige warmte opent de gangen / ende dringt gemackelijck door in het diepste der leden door sijne dunnigheydt oft fijnigheydt / ende versacht alsoo de smerte ende weedom.

IJdel oft locht

Men heet Subtijl oft Ijdel al 't ghene / wiens deelen met ijdel puttekens oft open-staende sweet-gaetkens doorregen oft by-nae doortogen / hol ende ghegatet zijn : als is de Sponse ende Puymsteen; in 't Latijn Rarum, in Duytsch wordt 't van sommighe Voos ghenoemt.

Dicht

Daer teghen wordt Dicht in 't Duytsch / Densum in 't Latijn geheeten / al 't gene / wiens deelen geene open sweet-gaetkens oft ijdel hollekens en hebben / maer vast ende in een ghedronghen zijn.

Dick-makende

De by-een-dringhende ende vast en dick-makende / in 't Latijn Condensantia, in 't Griecks Pycnotica 'Puknootika', strijden recht teghen de locht-makende en fijn-makende dinghen : want sy sluyten en halen de sweet-gaten toe / ende maken d'ijdele en oock de vochte dinghen harder ende vaster. Aldusdanige zijn de verkoelende dingen / nochtans niet aerdachtigh van aerdt / noch luchtigh / maer waterachtigh : ende die en zijn niet oft seer luttel te samentreckende : want sy halen wel wat toe ende sluyten / maer heel slappelijck / en dat door hare sachtigheyt : als Donderbaert / Porceleyne / en meer andere dierghelijcke.

Openende

Aperientia in 't Latijn / in 't Griecks Anastomotica 'Anastomootika', ontsluyten ende openen de holligheyt oft openinghen van de leden / diemen de monden der vaten nae de Latijnsche sprake heet. Dese zijn dichter en grover van deelen / warm / scharp / bijtachtigh; als Verckens-broodt / Loock en Aiuyn.

Stoppende

Sluytende ende stoppende dinghen / Constipantia ende 'Stegnootika' Stegnotica, Contrahentia, Occludentia ende Constringentia genoemt / hebben sulck eenen aerdt / dat sy de mondekens sluyten / ende de onnuttigheden oft vuyligheden / diemen door de sweet-gaetkens oft door de huydt plagh te suyveren ende uyt te laten / binnen houden. Sy zijn koudt / grof van deelen / sonder eenighe scherpheydt; als is Bolus van Armenien / en vele andere dierghelijcke aerdachtighe dinghen. Want al 't ghene sterckelijck sluyten en by een dringhen sal / moet eenigh teghen-dringhende ende harder ghewelt hebben; het welck nergens van dan uyt aerdachtigh stof voordts en kan komen.

Aentreckende

Naer-hen-treckende dinghen / Helctica 'Helktika' ende Epispastica 'Epispastika' in 't Griecks / in 't Latijn Attrahentia, trecken het sap ende de vochtigheydt / ende locken dat uyt de diepe holligheden des lichaems. Dese zijn warm / ende van dunne fijne deelen ghemaeckt. Want 't ghene dat heet is / treckt eyghentlijck nae hem; en by soo verre daer eenighe fijnheyt oft dunheyt der deelen mede gevoeght is / soo treckt het noch gheweldighlijcker. Middelmatige treckinge wordtmen gewaer in dingen die heet ende droogh zijn in den tweeden graedt. Noch krachtigher treckinge is in 't ghene dat in den derden graet drooght en verwarmt. Dan boven alle blijckt de aentreckinghe in 't gene in den vierden graedt heet is : want nae de menighte van de hitte is oock d'aentreckinge grooter oft minder. Voorts de aentreckende droghen zijn van tweederhande materie oft stoffe / nae de meyninghe van Galenus : het een is aentreckende van sijnen eygen aerdt / ende wordt in 't Griecks Autophyes 'Autofues' ghenoemt / dat is van sy selfs voort-gekomen : het ander heeft sijnen oorsprongh oft beginsel uyt een verdorrende rottigheydt.

Van sy selfs komende is het wesen oft de ghestaltenisse van het cruydt Dictamnus, ende Thapsia, Sagapenum, en andere dierghelijcke.

Uyt rottinge komt de kracht van den Deessem oft Neef-deegh / ende de gestaltenisse van sommigh Mest / (te weten van Duyven-mest) maer nochtans niet van allen.

Voordts zijnder oock wel sommighe nae hun treckende dinghen; de welcke sulcks zijn uyt ghelijckenisse van hare gheheel essentie oft wesen / ende niet uyt eenige merckelijcke qualiteyt oft eyghenschap. Soodanighe zijn alle de suyverende oft purgerende drogen / en sommighe Alexiteria ghenoemt; de welcke oock onder de Medicijn-droghen begrepen worden : wiens werckinghe onder de vierde krachten gherekent moeten worden / als hier nae blijcken sal.

Weerdrijvende

Te rugghe oft weder-om-drijvende dinghen / Repercutientia oft 'Apokroestika' Apocroustica, drijven alle de humeuren oft vochtigheden die haer in den weghe zijn nae binnewaerts / in de diepten des lichaems : en dese zijn koudt van aerdt / en grof van deelen : want de koude drijft te rugghe : het welck noch krachtighlijcker wederom iaeght / soo wanneer daer eeinghe grovigheydt van deelen by ghevoeght is. Sulcks zijn de suere / wrange / serpe oft wringende dinghen / als Verjuys / de bloem van Wilde Granaten / de Schorsse van Granaet appelen / en soodanighe andere.

De t'samen-treckende dinghen / Astringentia ghenoemt / drijven oock te rugghe / sonderlingh de ghene die gheholpen worden door fijnheydt oft subtijlheydt van deelen; als het blijckt in het sap dat uyt de schorsen van Okernoten gheperst is / het welcke seer geweldighlijck te samen treckt; ende merckelijck in heel fijne ende seer dunne oft subtijle deelen bestaet. Want de t'samen-treckinghe wordt seer gheholpen door de dunnigheydt oft subtijlheydt van stoffe en substantie. Daerom alle de t'samen-treckende dinghen / de welcke soo fijn niet en zijn / en konnen soo ghemackelijck niet in de diepten komen / door de grovicheyt van de stoffe daer sy van gemaeckt zijn; ghemerckt dat haere dickigheyt haer de weghen besluyt / en den voordt-gangh belet / om in d'inwendighe holen des lichaems te gheraken.

Afvaghende

Dinghen / die de taeye en lijmachtighe vochtigheden oft humeuren in het buytenste des lichaems / oft in de sweet-gaetkens / oft oock in de zeeren en sweeringen hangende / oft vast stekende / afvagen ende uyt-spoelen / worden in 't Latijn Abstergentia en Detergentia, in 't Griecks Rhyptica 'Rhuptika' genoemt. Dese hebben kracht om te verdrooghen / gevoeght met fijnheydt van haer eygen stoffe oft substantie. Ende daer en is niet aen ghelegen / oft dese dingen koudt oft warm zijn : want noch de koude / noch de hitte en sal de werckinge van d'afvaghende dinghen niet verhinderen / ten sy die te groot zijn. Want men vindt af

 

vaghende dingen onder de koude; te weten Gerst / sap van Limoenen / Smeerwortel : Insghelijcks oock onder de warme / als Honich / Suycker / en andere.

Suyverende

Suyver-makende / Expurgantia ende Deoppilantia in 't ghemeen Latijn / in 't Griecks Eccathartica 'Ekkathartika', ende van Galenus Ecphractica 'Ekfraktika' genoemt / dat is ontstoppende / oft van verstoptheyt ende volligheydt verlossende; suyveren de sweet-gaetkens des huydts / niet soo veel als de holen en deurganghen van het binnenste inghewant; te weten van de lever / milte ende aderen. Sulcke zijn Nitrum oft Salpeter / Averoon / Lupinen / en andere salpeterachtige en oock bittere dinghen / hoe wel die een weynigh te samen trecken. Dese en verschillen van d'afvaghende dinghen niet (wel verstaende soo veel haer eygen stoffe aengaet) dan alleen in het veel oft luttel wercken; oft meerder ende minder van krachten te zijn. Want al 't ghene dat de sweet-gaetkens ende de binnenste gangen suyvert / is van dunder ende fijnder deelen ende matelijck warm; ghelijck de salpeterachtighe ende bittere dinghen. Voorts oock 't gene van buyten op 't vel gheleyt / d'onsuyverheydt van de huydt / oft oock in de zeeren oft sweeren / afvaeght ende reynight / en heeft ganschelijck gheene te samen treckende kracht. Dan dat men dierghelijcke dinghen van binnen ghebruyckt / oft als etewaer oft dranck inname / hoe wel daer eenighe t'samen-treckinge by is / soo souden sy nochtans niet te min de groote door-ganghen oft holen suyveren ende af-vagen / te weten de holligheden van d'aderen ende des inghewandts. Want van buyten worden de kleyne doorgangheskens eer door t'samentreckinge verstopt / dan sy ghereynight konnen worden. Maer alle de deelen des lichaems die ontrent den buyck / ende in de lever / milte ende ander inghewant zijn / door dien sy seer groote holligheden ende door-ganghen hebben / ontfangen meer hulps ende gheriefs uyt de versterckinghe der holligheden oft vaten / de welcke door t'samentreckinghe gheschiet / dan sy beschadight konnen worden door d'enghigheydt ende kleenigheydt van de selve holligheden. Daerom kan den Alsem van binnen ghenomen zijnde / de ganghen seer wel suyver maken; nochtans van buyten op-gheleydt en kan hy gheensins af-vaghen.

Dun-makende

Alle dinghen / die suyveren ende reyn maken / ende heet zijn / ende van dunder ende fijnder deelen ghemaeckt / worden Attenuantia, Extenuantia ende 'Leptuntika' Leptyntica ghenoemt. Want het is aen alle suyver-makende ende ontstoppende dinghen ghemeyn / dat sy de grove / taeye ende dicke humeuren / oft vochtigheden/ fijnder ende dunder maken door haeren eyghen aerdt / nae het segghen van Galenus.

Besettende

Dinghen die gantsch anders wercken dan d'afvaghende / worden Illinentia ende Emplastica 'Emplastika', dat is Besettende oft Toe-plackende ghenoemt : Door dien dat sy op de sweet-gaetkens ghestreken zijnde / daer seer vast aen blijven hanghen / ende de selve vervullen ende verstoppen; ghelijck men siet in alle vette / lijmachtige ende aerdaghtige dingen / die gantsch gheene scherpheyt oft oneffenheydt en hebben; als alle Smeer oft Ruet / Olie / Harst / Boter / Glette (dat is Lythargyrium) Bolus, Krijt / ende alderhande Meel met vochtigheydt gemengelt: insghelijcks oock Aloë; 't welck van buyten opgeleydt zijnde / een besettende ende stoppende stoffe ende kracht heeft; maer van binnen ghenomen ende ghebruyckt zijnde / opent ende suyvert door sijne bitterheyt. In dese dingen en heeft men geene hitte oft drooghte van doen / dan alleen sulck een wesen ende ghestaltenisse van stoffe oft substantie als ick geseydt hebbe.

Verstoppende

Alle dese ende dierghelijcke dinghen zijn oock ende worden Verstoppende ende Dick oft Grof-makende genoemt / in 't Latijn ende Griecks Obstruentia ende Emphractica 'Emfraktika', oft Incrassantia ende Pachyntica 'Pachuntika'. Want ghelijckerwijs d'afvagende ende suyver-makende dingen de sweet-gaetkens ende ganghen des lichaems van verstoppinghe verlossen; alsoo oock verstoppen dese dingen ende vullen de selve / ende maken de humeuren oft de vochtigheydt des lichaems dick ende taey.

Smert-verdrijvende

Twee soorten zijnder van de dinghen de welcke de smerte oft weedom versachten oft verdrijven : sommighe van die zijn eyghentlijck sulcks; als zijn alle de dinghen die de Griecken Anodyna 'Anooduna' ende Parergorica 'Parèrgorika' (dat is Pijn verdrijvende en Vertroostende) noemen : d'andere worden alleenlijck soo gheheeten / maer en zijn eyghentlijck sulcks niet : te weten Narcotica; de welcke soo vremdelijck oft misselijck Anodyna genoemt worden / al ofmen een doodt lichaem een smert-verlichtende oft smerteloos dinck noemde / om dat het selve gheen smerte met allen en heeft.

Smert-versoetende

Alle dinghen die eyghentlijck smert versachten / ende soo ghenoemt moghen worden / zijn van fijne ende dunne deelen / heel matelijck heet / iae niet veel heeter dan de ghetemperde dinghen en zijn; te weten in den eersten graedt oft hooghde van hitte : ende daer-en-boven zijn sy oock ijdel-makende oft locht-makende : als zijn die te voren van ons Rarefacientia genoemt zijn. Dese zijn van sulcke aerdt / dat sy al 't ghene in de deelen die met smerte ghequelt zijn / instekende oft schuylende is / 't zij dat eenige scherpe / 't zij eenige taeye oft dicke vochtigheydt is; de welcke de naeuwe ende enghe sweet-gaetkens beset / reynigen / verdouwen / los / locht / dun ende gelijck maken : insghelijcks oock indien in de leden des lichaems eenighe dompachtighe / dicke oft koude locht besloten blijft / sonder eenighen uytganh te konnen vinden / de selve uyt-laten / verdouwen ende verteeren : als het blijckt in de bloeme van Camille / lauw Melck / ende Olie van Dille / soo Galenus betuyght.

Verdoovende

Dinghen die de smerte niet eyghentlijck en versoeten / ende d'oorsaecke van den weedom niet en benemen / maer de deelen des lichaems door haere onmatighe koude verdooven ende 't ghevoelen benemen / worden Narcotica 'Narkootika' gheheeten. De verdoovinge (in 't Latijn stupor) die van dese dinghen komt / is wat min oft wat beter dan de ongevoeligheyt / oft gheheele beroovinge des ghevoelens. Men noemt dese dinghen oock Slaep-makende / Somnifica in 't Latijn / in 't Griecks Hypnotica 'Hupnootika', om dat den mensch die sulcke dinghen inghedroncken heeft / niet alleen tot slaep ghedrongen en wordt / maer oock dickmael tot eene hinderlijcke slaeperigheydt (Cataphora 'Katafora' gheheeten) ghebroght. Alle dese dingen verkouden gheweldighlijck seer / om dat sy alle tot den vierden graedt toe koudt zijn / gelijck Galenus en meer andere betuygen : soo dat sy niet alleen 't ghevoelen verdooven; maer oock / indien mense in wat te grooten menighte in neemt / ter doodt brenghen : dierghelijcke zijn het sap van Heul (Opium ghenoemt) Bilsen-cruydt / ende Mandragora. Nochtans schijnt het dat sy dat niet alleen en doen door haere qualiteyt oft kracht / die geheel koudt is / selfs tot den vierden graedt toe; maer door eenige eyghenschap ende ghesteltheydt van haere stoffe oft substantie / die daer by ghevoeght is. Want de krachten oft qualiteyten van vele koude dingen worden door eenigh by-voeghsel van heete saken dickwils vermindert oft beschut; soo datmen in haer gheene oft heel kleyne verkoelinge gewaer en kan worden. Maer de verdoovende ende 't ghevoelen benemende kracht van Heulsap oft Opium, ende andere diergelijcke dingen / wordt seer luttel gebroken oft ghemindert door vermenghinghe van warme dinghen / hoe warm die oock zijn. De compositie oft Antidotus van Philo / door de kracht van Opium ende 't saet van Bilsen-cruydt / versoet met verdoovinghe alle smerte ende pijn / niet tegen-staende datter Euphorbium, Peper / Bertram / ende meer andere heete dinghen bygevoeght zijn / soo dat sy van smaeck oock scherp ende brandende is : noch oock door langheydt van tijde en wordt de kracht van 't Opium ende Bilsen-saet gheensins verwonnen : waer uyt merckelijck blijcken mag / hoe onverwinnelijck de kracht van dese onghevoelijcken-makende oft verdoovende dinghen is / ende dat sy dese verdoovende maght / niet door haere koudtheyt alleen / maer oock door het eygen wesen ende ghestaltenisse van hare stoffe oft substantie verkregen hebben : gemerckt dat de koude ghedaente oft qualiteyt door de iaeren ende langheydt des tijdts met mengelinge van heete dingen verwonnen kan worden : maer 't ghene dat aen eenigh dinck van ghestaltenisse / substantie oft stoffe eyghen is / en kanmen soo haest niet verwinnen oft t'onderbrenghen. Nu soo heeft het Heulsap oft Opium oock eenighe bitterheydt; de welcke bewijst dat 't deelen heeft / die verscheyden van aerdt ende krachten zijn : ende dat sy niet alle ghelijck ten uytersten koudt en zijn. Soo volght dan hier uyt / dat de kracht van 't verdooven oft 't benemen des gevoelens / van de ghestaltenisse van stoffe oft substantie / oock mede-ghedeylt wordt / ende niet alleen van de uytermaten koude gedaente voordts en komt.

Smert-makende

Recht verscheyden / oft contrarie van de smert-versoetende dinghen / zijn alle de ghene die smerte verwecken : als zijn die verwarmen ende d'eenduidigh

 

heyt des lichaems ontdoen oft breken; ghelijck die de huydt root-maken (Rubefacientia daerom van de Latijnsche ghenoemt) ende blaren oft bleynen verwecken : als zijn Kersse / Mostaert / Duyven-mest / bijsonder van wilde Duyven / Euforbium, Spaensche vliegen / Hanevoeten / ende Loock-bollen; van welcke de blaermakende salven en diergelijcke dingen gemaeckt worden / die in 't Griecks daerom Phoenigmi 'Foinigmoi' ende Sinapismi 'Sinapismoi' ghenoemt zijn / ende van sommighe oock Amyctica 'Amuktika' ende Metasyncritica 'Metasugkritika'.

Bleyn-makende

Van dit gheslacht / maer wat heeter / zijn oock de dinghen / diemen Escharotica 'Escharootika' noemt / als ofmen Bleyn-makende / oft Blaer-makende seyde / om dat sy soo brandende ende verbluysterende zijn / dat sy roven / schorssen oft korsten met groote pijne maken / min noch meer dan de brandt-ijsers doen. Voorts dese en zijn niet alleen in de vierde hooghe oft graedt heet ende droogh / maer zijn oock dick ende grof van ghestaltenisse; en daerom aen wat deel des lichaems dat sy aencleven / 't selve quellen ende pijninghen sy / als oft sy daer aen vast ghelijck met eenen steck oft priem aengheslaghen waren : dierghelijck is het ongheblust Calck.

Verrottende

Niet verre verscheyden in krachten van de Bleyn-makende zijn die dinghen die Septica 'Sèptika' in 't Griecks heeten / de welcke oock seer heet ende drooghe zijn; maer sy verschillen van dien alleen / om dat sy van gheheel dunne oft subtijle deelen zijn / ende een heel fijne ghestaltenisse hebben : de welcke daerom met kleyne pijne en bijtinghe / iae oock wel sonder eenigh gevoelen van smerte / het deel des lichaems / daermense op leydt / gheheel vergaen oft bijnae versmilten doen. Dese worden wel Septica, dat is Verrottende / ghenoemt; doch niet eyghentlijck. Want d'oprechte Verrottende dinghen maken warm ende vochtigh : maer om de ghelijckenisse van haere werckinghen worden sy oock soo gheheeten / want sy allebeyde eenderhande bijvallen / diemen in 't Griecks Symptomata noemt / in de leden verwecken. Dan eene sake magh in veelderhande voeghen bedorven worden : want 't ghene dat te veel verkout / verhit / verdroogt / vervocht oft nat gemaeckt is / dat wordt alle verdorven. Nochtans en wordt het niet geseydt dat al 't ghene bedorven wordt / oock verrot; dan alleen soo wanneer de bedervinghe met eenen quaden stanck geschiet. Voorts / de dingen die Verrottende oft Septica heeten zijn dese : Operment / oft Orpiment / Berch-root / Berch-groen / Pityocampe, Aconitum, ende andere dierghelijcke.

Ende dit is ghenoech van 't ghene de Tweede krachten oft faculteyten belanght : soo is 't dan tijdt ende reden / dat wy nu tot de beschrijvinghe van de Derde krachten komen; om alsoo d'onervaren menschen te ghemackelijcker tot de kennisse der Ghewassen te leyden.

Maer / op dat de droghen totter daet ghebroght moghen worden / ende recht in 't werck ghestelt / soo moetmen die in kleyne ende fijne stofkens brenghen / die eerst stampende oft andersins brekende / om alsoo de drancken bequaemer te maken ende krachtigher in het wercken. Dit maghmen lichtelijck bemercken aen de drooghe houten / die teer en dun zijnde veel lichtelijcker door 't vier onsteken worden / dan oft sy dick ende hardt waren. Daerom oock die door den smaeck willen oordeelen van de krachten van eenigh dingh / maken dat eersten kleyn / eer sy dat proeven : oft knauwen ende breken dat met hunne tanden / om daer beter oordeel af te moghen gheven.

 

^Naar het begin van deze pagina