Seraphio seght daer noch meer toe / datse de vochte ende koude maghe seer nut ende behulpigh is / de concoctie / dat is de verdouwinghe der spijsen helpt ende vervoordert / ende voorts oock de verstoptheden ende vullinge der herssenen opent; ende datse de bangigheydt ende swaermoedigheydt des herten verdrijven ende verlichten kan.
Dioscorides verhaelt / dat de bladeren van Melisse met wijn ghedroncken / oft opgheleydt / seer goet zijn teghen de steken van de Phalangen oft Spinnen ende Scorpioenen / ende oock teghen de beten van de honden.
De selve zijn seer goet / seght hy / om de maendtstonden te verwecken / alsmen de vrouwen in het water daer sy in ghesoden zijn / doet sitten / oft alsmen haer daer mede baeyt. Hy segt oock / datmen de sweerende tanden seer nuttelijck spoelt met het water daer dese bladeren in ghesoden zijn.
Men ghebruyckt 't selve water oock in de klysterien teghen het roodmelisoen.
De bladeren met Nitrum oft Salpeter ghedroncken / ghenesen de verstickinghe / worginghe oft toenijpinghe van de keele / die van de verghiftighe kampernoelien veroorsaeckt is.
Die kort van adem zijn / ende hunnen adem niet verhalen oft scheppen en konnen / dan met rechten halse / sullen seer nuttelijck een leckinghe oft Linctus van 't sap van dese bladeren maken / ende daghelijcks ghebruycken.
De selve bladeren met sout opgheleyt / konnen de kropsweeren oft klieren ontdoen ende verbreyden / de sweeren oft zeeren reynighen / ende bovendien oock de pijn in de leden / gichte oft flercijn versoeten ende ghenesen.
Ander ghebruyck
Alsmen de Melisse by de biekorven leydt / oft de selve met het sap van Melisse besprinckelt oft beghiet / dan blijven de Bien by een / ende de vreemde Bien komen daer met menighte by. Daerom indien men begheerigh is / dat de Bien haer woon-plaetse niet haestelijck en vergheten / soo salmen de Melisse omtrent de biekorven met menighte saeyen oft planten / als wy boven verhaelt hebben.
BIJVOEGHSEL
De Melisse / als voorseydt is / verschilt dickwijls van breedde ende rouwigheyt van de bladers ende van reuck / nae de plaetsen daer sy staet; ende oock van bloemen : de welcke somwijlen wit / somwijlen bleeck-geel / ende dickwijls oock lijfverwigh zijn.
Melisse wast liever in de bosschen als in hoven : niet te min die de selve in de hoven begheert / sal die saeyen in vette ende wel ghebeterde aerde / daer de hitte van de sonne luttel komt.
Sommighe hebben voor de Melisse aenghesien een cruydt Wanzenkraut in 't Hooghduytsch ende oock Mutterkraut ghenoemt; 't welck de Doove Netelen meer ghelijckt dan de oprechte Melisse : daerom sullen wy daer van spreken / als wy de Netelen sullen beschrijven.
Melisse van Fuchsius. Dese is oock de Doove Netelen ghelijcker dan de Melisse : Agrippa noemtse Herba Sacra : haere bruynroode bladers zijn als die van de oprechte Melisse / maer langher / ghelijck die van de Munte. De steelen zijn vierkantigh / van eenen voet hoogh : de bloem is roodachtigh ende bleeck-rood / langhworpigh / ende aerdigh / die van de geele Doove Netelen ghelijck. Sy wast van Selfs in Hooghduytschlandt ende Languedoc; als hier nae in de beschrijvinghe van Oostenrijcks Lamium oft Doove Netelen blijcken sal.
Turksche Melisse. Dese wordt van Lobel beschreven / ende in 't Latijn ghenoemt Melissophyllon Turcicum, flore purpureo, caeruleo aut albo. Haeren reuck is dien van de Melisse ende Citroen soo ghelijck / datse bijkants door te seer grooten reuck een walginghe maeckt / om dat daer oock den stercken reuck van walluysen mede ghemenght schijnt te wesen / als sommighe hun laeten duncken : 't welck oock wel ghebeurt in de Melisse die in Calabrien wast. Voorts / soo groeyt dese Turksche Melisse alleenlijck in de hoven / hebbende eene wortel die niet groot en is / voortsbrenghende vierkante steelen / van anderhalven cubitus oft meer hooghe; met bladers van de Chamedrys oft Scordium / die ghekerft ende spits zijn / groeyende by tusschen-spatien / van onder tot boven / met vele sijdtackskens / aen de welcke rondomme staen seven oft acht kroonkens van doornachtighe huyskens / die sterre-ghewijs zijn / ende by een ghevoeght; uyt de welcke voortskomen purpur-blauwe bloemen / ende oock somwijlen heel wit / die van den Gamanderlin ghelijck. 'T saet komt voorts in Oostmaendt oft September / 't welck swart is ende langhworpigh / dat van het Vloy-cruydt oft Basilicon ghelijck / met witte puntkens boven. Dese selve schijnt te wesen de selfde die Melissa Moldauica van sommighe ghenoemt wordt : want sy wast in Moldavien in 't wilt; ende van daer is sy in dese landen gefonden gheweest.
Daer is noch een soorte van Wilde Melisse / die in Duytschlandt Hertsgesper (nochtans verscheyden van de Cardiaca) ghenoemt is / ende voor de Galeopsis ghehouden wordt.
Kracht ende Werckinghe
Melisse magh tot allerhande ghebreken ghebruyckt worden daer witte Andoren goedt toe is / hoe wel datse in alderhande manieren veel onstercker is / om alleene / by ghebreken van Andoren / in de Medicijne te ghebruycken; als sommighe segghen / die Galenus woorden daer in volghen : Nochtans is dit cruydt met sijn eyghen krachten begaeft / diemen te vergheefs van de Andoren / iae van eenigh ander ghewas soude verwachten.
Melisse is goedt ghebesicht ende gheroken van de vrouwen / die met het opstijghen van de moeder ghequelt zijn.
Sap van Melisse is goedt gedaen in versche / iae oock verouderde wonden : want het heelt ende gheneestse seer haest.
Plinius betuyght in het 20. capitel van sijn 21. boeck / dat het sap van Melisse op de steken van de Bien ghedaen / de pijne stracks versoet ende de wonde gheneest.
Het water daer de Melisse in ghesoden heeft / gheneest de quetsuren / als die daer mede nat ghemaeckt worden.
De bladers ghenesen de krimpinghe ende pijne des buycks.
Sap van Confilie de Greyn met honigh ghemenght / wordt seer ghepresen teghen de duysterheydt oft schemelinghe van de ooghen.
Melisse maeckt vrolijckheydt / ende is goedt teghen de melancholijcke ende flegmatique vochtigheden.
Men seght oock / datse 't vernuft stercker / ende goede droomen maeckt / als sy voor 't slapen-gaen inghenomen wordt.
Alchymisticque Extractie van de Melisse
Snijdt de Melisse kleyn; doetse in een glas; giet daer op soo veel oprechten ghebranden wijn / datse twee vingheren hooghe bedeckt staet : voeght daer op eenen blinden helm / ende steltse soo te digereren in heet water / oft in de sonne / oft omtrent den distilleer-oven / den tijdt van eenighe daghen. Daer nae neemtse uyt / perstse wel stijf uyt : de vuyligheydt wegh gheworpen zijnde / doet in den selfden ghebranden wijn versch cruydt / ende stelt die in digestie als voren : drucktse weder uyt. Vernieuwt dat alsoo dry oft viermael : hoe dickwijlder hoe dat de Extractie krachtigher sal zijn. Ten laetsten distilleert den brande-wijn met heet water af / tot dat de Extractie soo dicke als honigh in den bodem blijft; oft dat den gheest van den ghebranden wijn uytghetrocken zijnde / de waterigheydt in 't glas blijft.
Dese Extractie wordt ghebruyckt om 't herte ende de hersenen te verstercken / de maghe te helpen teeren / ende 't herte te verlichten.
Men gheeft daer van ghemeynlijck een dragme / oft een vierendeel loot swaer / met nat oft sop van een ionck hoen / oft dierghelijck nat oft cordiael water.
Dit cruydt is oock seer goedt teghen de peste / in wat maniere dat het ghebruyckt wordt : iae dat meer is / in dien iemant twijfelde dat hy eenighe verghiftighe spijse g'eten hadde / dit cruydt ghebruyckende / en sal gantsch gheen letsel ghevoelen.
Dit cruydt is de Bien soo aeghenaem / als de Matre die onaenghenaem ende teghen is : want alsmen de Bien houden oft locken wil / salmen de bie-korven strijcken met bloemen van Confilie de Greyn; ghelijck men die selve met bloemen van Matre strijckt / alsmen de Bien wilt verdrijven oft doen vertrecken.
De ghene die met kloppinghe aen 't hert oft van de milte ghequelt zijn / vinden seer groote baete als sy dit cruydt veel ghebruycken.
Het water 't welck van Melisse met een dobbel vat ghedistilleert is / is krachtigh om de voornoemde dinghen uyt te rechten : wel verstaende / alsmen de Melisse eerst eenen nacht in witten wijn heeft te weycken ghestelt / eer men die gingh distilleren.
Sy is goedt in de spoelinghen teghen de ghebreken van de kele.
Een plaester oft papken ghemaeckt van de bladeren / op de kropsweeren gheleydt / gheneest die.
De bladeren met bloemen van Kamille ghesoden ende in een sacksken ghedaen / ende opgheleydt / ghenesen de smerte ende opstijginghe des moeders / verwecken de maendtstonden : dat selve sacksken versoet de pijne van de lendenen / ende van alle leden.
Men maeckt oock eenen wijn van Melisse / die seer ghepresen is in de selve ghebreken.
Ander ghebruyck
Het ghedistilleert water van de Melisse in bekaemden en troubelen oft gheronnen ende gheroerden wijn ghedaen / maeckt dien klaer ende goedt / ende gheeft hem eenen beteren smaeck.
Melisse over het vleesch ghesproeyt / bevrijdt dat van de vlieghen / ende belet de verrottinghe. |